Sierlijk schutteren en schaven

In het Tropenmuseum in Amsterdam loopt een tentoonstelling die ik graag wil zien. “Maar voordat ik daar ga kijken, ga ik eerst even tai chi-en in het Oosterpark bij sifu Chan”, zeg ik tegen mijn man. Hij kijkt me argwanend aan. “Weet je zeker dat het niet andersom is – dat je die tentoonstelling aanwendt als aanleiding om te kunnen tai chi-en?”
Foei, wat een notie…

Ik ga echt voor de tentoonstelling. Een half jaar geleden heb ik al eens meegedaan met de groep van sifu Chan, en toen stond ik nogal te schutteren omdat ze een onherkenbare 24 uitvoerden (zie ‘Spelen met water en wolken’ d.d. 29 april). Ik ben daar wekenlang verontwaardigd over geweest: voordien dacht ik dat een vorm over de hele wereld identiek wordt uitgevoerd. Dat leek me zo overzichtelijk en prettig! Inmiddels weet ik dat elke leraar de vorm op een andere manier onderwijst, en dat zelfs twee mensen uit dezelfde groep de vorm anders lopen. Met die wetenschap in mijn achterhoofd hoef ik me nu alleen maar druk te maken over het vooruitzicht dat ik niets van sifu Chans vorm zal snappen. Dat motiveert me niet echt. Ik voel angst en onzekerheid: mag ik hier wel zijn, heb ik hier wat te zoeken, kan ik wel meekomen? Dat doet me twijfelen of ik wel naar het Oosterpark zal gaan. Dwars door die angst stroomt echter een emotie die sterker is: verlangen naar tai chi. Ik wil er gewoon bij zijn, schutterend of niet!

Sifu Chan reikt me lachend de hand en heet me welkom. Er zijn nogal wat mensen met wie hij staat te lachen en te praten in het Chinees. Het kost me niet veel moeite om me in een park in China te wanen.
Ik word zowaar herkend door een paar mensen uit de groep. Robbert weet zich te herinneren dat ik zo anders bewoog dan wat hij gewend was. In de afgelopen maanden heeft ook hij zijn vleugels uitgeslagen en heeft lessen gevolgd bij een leraar die hem een 24 voorschotelt waarvan de bewegingen lijken op die welke Gerard ons leert. Hij vindt nu dat het een logica heeft om ze zo uit te voeren. We zijn het erover eens dat het de moeite loont om zo nu en dan eens te kijken bij andere scholen. Niet om een ratjetoe te maken van alles wat je van iedereen hebt geleerd en afgekeken, maar om te schaven aan de basis die je vaste leraar je bijbrengt. Juist omdat iedereen zijn eigen beperkingen en voorkeuren heeft, en daardoor anders beweegt, is dat nuttig.
Ik moet wel bekennen dat ik bang ben voor dat ratjetoe. Een iets langere arm, een deftiger draai van de pols: voor je het weet sluipt er een ‘single whip’ in die niets met het één en niets met het ander te maken heeft. Vooral als je, zoals ik, nog niet zo lang bezig bent met tai chi ligt dat gevaar op de loer. Het lijkt me belangrijk te vertrouwen op je vaste leraar, die snapt wat de bedoeling is van elke stap, en die corrigeert wanneer een manier van bewegen niet meer effectief is of de eenheid van vorm aantast. Gerard is daar heerlijk duidelijk over: “Het ziet er leuk uit, maar het is geen tai chi!” Dat hij vervolgens de applicatie toont van de stap waarbij je uit de bocht vloog, is heel belangrijk: dan is in één klap helder wat je aan het doen bent, en waar je wel speling hebt en waar niet.

Tijdens de qicong oefeningen valt me op dat Sifu Chan prachtige subtiele polsbewegingen maakt. Het kan geen kwaad ze na te doen, denk ik. Onder een aarzelend zonnetje bekijk ik mijn eigen polsen. Ze zitten redelijk vast. Kijk, dat is nou iets waaraan te schaven valt zonder schade aan te richten aan de aard van welke vorm dan ook.

Wat heel prettig is aan deze locatie, is dat er veel ruimte is. Sifu schuift ons naar één kant van het plein, en gaat ons voor in een bepaalde beweging. Zo scheiden we met gemak dertig keer achter elkaar de manen van het paard. Het geeft ons flink wat tijd om te kijken, het na te doen, ons bewust te worden van hoe deze pas voelt en te schaven, schaven, schaven.
Bij ‘repulse monkey’ zet meneer Chan zijn voeten recht achter elkaar, in tegenstelling tot wat Gerard ons leert. Het resultaat is dat je een minder goede balans hebt, maar makkelijker draait. Dat is in dit geval handig, want zij brengen hun arm verder naar achteren. Als ik een stap zijwaarts zet, zoals Gerard het graag ziet, heffen mijn liezen ogenblikkelijk een protestlied aan, ondersteund door spandoeken waarop ‘Help! Hou op! Niet doen!’ staat geschreven. Ik neig er daarom sterk naar de ene voet achter de andere te zetten. Wat te doen, welke leraar te volgen? Van dit soort keuzes raak ik in de war. Voorlopig zoek ik maar naar een tussenoplossing, in ieder geval totdat mijn liezen soepeler zijn.
“Houd je armen iets lager, en schuif je handen zo’n beetje over elkaar”, zegt sifu tegen me. Dat advies volg ik op.

Vorige keer ging een man voor in de vorm. Ditmaal is het een vrouw. Ik snap de vorm ineens een stuk beter, misschien doordat ik haar beter begrijp dan die man. Misschien ook doordat ik nu bedacht ben op allerlei aanvullende armbewegingen en alleen maar kan constateren dat het eigenlijk wel meevalt.
Ik heb van deze les genoten. Ik dacht dat we één uur bezig zouden zijn, maar na afloop zie ik dat het er twee zijn. Ze zijn voorbij gevlogen.

Als ik achteraf de vragen ‘mag ik hier wel zijn, heb ik hier wat te zoeken, kan ik wel meekomen?’ moet beantwoorden, zou ik zeggen: “Ja. Maar het zijn drie irrelevante vragen.” Het maakt namelijk geen donder uit of je kunt meekomen. Tai chi is leuk om te doen in een groep, ondanks dat, of juist omdat het zo’n individuele bezigheid is. Het is altijd leuk een nieuweling te mogen begroeten, wat haar/zijn niveau ook is. Want we kijken de kunst van elkaar af en we complimenteren elkaar met dingen die goed gaan.
Uiteraard stond ik ook deze keer te schutteren. Het lukt mij niet om te kijken hoe de anderen het doen en tegelijkertijd ontspannen te blijven bewegen. En ik moet wel kijken, anders had ik net zo goed thuis kunnen blijven.
“Je doet het heel sierlijk”, zei een vrouw.
Kijk, dat bedoel ik nou. Het maakt niet uit wat je doet. Sierlijk schutteren is ook heel goed.

Het is nooit de groep die de vraag ‘mag ik hier wel zijn?’ oproept , het is mijn eigen onzekerheid en die zal niet één, twee, drie verdwijnen. Daarom is het zo goed om af en toe ergens ‘een museum te bezoeken’ – het geeft de mogelijkheid om te schaven, niet alleen aan begrip en vaardigheden, maar ook aan onzekerheid en angst.

Als je even de gelegenheid hebt, doe dan mee in het Oosterpark. Het is een perfecte locatie en het is een warme groep. Sifu Chan staat er elke dag, om tien uur, bij de muziekstand.

Désirée Kool - Bierenbroodspot